Skip to content

Oefenen met taal voor groep 7

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

Crista vindt het een mooie titel, en een verhaal dat echt gebeurd kan zijn.
Het gaat over Promise, die surfer wil worden.
Als zijn moeder ziek wordt, gaat hij bij oma wonen.
Maar daar kan hij niet surfen.
Tot hij met kerst een belangrijke wedstrijd wint.

Wat wil de schrijver van deze tekst zeggen?


2.

In welke zin wordt het scheefgedrukte woord verkeerd gebruikt?


3.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


4.

Drie dagen na zijn trouwdag stapte Jan op de loodsboot voor zijn eerste dienst als loods en met een zekere trots keek hij naar het bord aan de wand in het stuurhuis, want naast de namen van de andere loodsen prijkte hierop nu zijn vers geschilderde naambordje: Jan Prins.
Het stond nummer drie van boven in de rij.
Twee loodsen zouden hem nog voorgaan; dan zou hij in de jol stappen om naar de boot gebracht te worden, die hij dan de haven zou moeten binnenbrengen, voor het eerst alleen.
Hij ging naar kooi, maar sliep onrustig.
Als het druk werd, zou hij deze nacht nog aan bod komen.
Hij hoorde de jol strijken, eenmaal, andermaal.
Twee loodsen waren dus weggebracht; nu stond hij nummer een.
Weer sliep hij in.
Op een gegeven moment schrok hij wakker, hij was opgeroepen.

Wat is in deze tekst een loods?


5.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


6.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


7.

Welke van de scheefgedrukte woorden is niet de persoonsvorm?


8.

Juf maakt altijd grapjes.
Ik moet er altijd vreselijk om lachen.
Juf zegt dan: ’Als die jongen lacht, moet ik ook lachen.’
Maar als juf dat zegt, moet ik daar weer om lachen.
En dat vindt juf leuk.

Welke uitspraak over deze tekst is waar?


9.

Nederlandse fruittelers hebben in 2017 een recordhoeveelheid peren geoogst: 260 miljoen kilo.
Dat is 17 procent meer dan een jaar eerder.
De groei werd onder meer veroorzaakt doordat er meer peren per boom werden geplukt.
Welke titel past het beste bij deze tekst?


10.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


11.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


12.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


13.

Het meisje zet haar tekenmateriaal onder een boom en wacht.
Vandaag - ze is niet zo lang meer met vakantie - wil ze proberen een vrouw of een kind te strikken.
Ze heeft een portemonnee vol kleine geldstukken, waarmee ze haar tekenmodel wil lokken.
Ze wacht een half uur, een uur. Geen succes.
Net als ze het wachten heeft opgegeven en haar tekenmateriaal bij elkaar wil pakken, komt er een man langs, een echte Griekse bergbewoner.
Het is een lange, magere vent.
Zijn tronie is grof, brutaal, met een haviksneus en een grote mond.
Een petje, stijf van viezigheid, zit op zijn kop geplakt.
Met de wollen doek van fel korenblauw die over zijn schouder hangt, lijkt hij een feest van kleuren, een ’schoonheid’.
Dit model is te mooi om voorbij te laten gaan.

Deze tekst is geschikt ...


14.

1. Steeds meer mensen winkelen achter de computer.
2. Het kopen via internet is het afgelopen jaar gestegen met bijna veertig procent ten opzichte van een jaar eerder.
3. Dat zegt de organisatie voor thuiswinkels.
4. Afgelopen jaar kochten 7,3 miljoen mensen iets via internet, onder meer reizen, computers of software.

In welke zin(nen) vind je de belangrijkste informatie?


15.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


16.

Het vlot trekken van het Nederlandse schip Artemis dat maandagochtend in Frankrijk vastliep, is mislukt.
Dat meldde de rederij Masus Shipping, beheerder van de 90 meter lange coaster gisteravond.
Vanochtend wordt tijdens vloed een nieuwe poging gedaan.

Waarover gaat het in deze tekst?


17.

Nauvo is een van de honderden eilanden die tot de Finse archipel behoren.
De eilanden zijn onderling verbonden door bruggen, veerponten en  kilometers elektriciteitskabel.
Als je niet wist dat het om een eilandengroep gaat, zou je kunnen denken ergens midden in het Finse binnenland met de duizend meren te verkeren.
Want wat hebben we nu eigenlijk gezien?
Land onderbroken door water, of water met stukken land er in?
Volgens de kaart het laatste dus.
Naarmate je verder naar het zuidwesten gaat, worden de eilanden kleiner en de stukken zee breder.

Hoe wist de schrijver dat hij van eiland naar eiland ging?


18.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


19.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


20.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


21.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


22.

In welke zin wordt het scheefgedrukte woord verkeerd gebruikt?


23.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


24.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


25.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


26.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


27.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


28.

Welke van de scheefgedrukte woorden is niet de persoonsvorm?


29.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


30.

In welke zin wordt het scheefgedrukte woord verkeerd gebruikt?


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met taal voor groep 7

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud