Skip to content

Oefenen met begrijpend en studerend lezen voor groep 7 en 8

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

1. Ik vind het geweldig dat Jelte-Jan zo goed kan schaatsen.
2. Hij kwam laatst weer eens de klas binnen, nadat hij de eerste prijs had gewonnen.
3. Nu heeft hij al meer dan tien prijzen in zijn bezit.
4. Wel moet hij elke dag heel hard trainen.
5. Maar dat vindt hij helemaal niet erg!


Uit bovenstaand verhaaltje blijkt dat...


2.

1. De computer van de redactie van De Jongste Krant is gecrasht.
2. Nu zijn alle e-mailtjes verloren gegaan.
3. Heb jij kortgeleden nog een mailtje gestuurd naar mijnbrief@dejongstekrant.nl en is dit nog niet geplaatst?
4. Stuur het dan voor de zekerheid nog een keer, zodat we je bericht alsnog kunnen plaatsen.


Wat wil de schrijver van deze tekst zeggen?


3.

Jan en zijn vrienden hebben een baantje bij de supermarkt. In de tabel staat hoe vaak ze iemand hebben geholpen boodschappen naar de auto te brengen.

  Maandag Woensdag Vrijdag
Jan 6 12 8
Karel 9 23 8
Gerard 3 11 3

 

 

 

 
Waaraan zie je dat Karel het wat handiger aanpakt dan zijn vrienden? 


4.

1. Dat betekent dat haar bloedsuikerspiegel veel te laag was.
2. Heel voorzichtig heeft haar moeder haar suikerwater laten drinken.
3. Dat hielp.
4. Het zusje van Karel heeft laatst een hypo gehad.
5. Na een poosje ging het beter.
6. Ze kwam weer echt bij kennis, maar wist niet goed wat er gebeurd was.
7. Gelukkig heeft ze niet vaak een hypo.


Wat is volgens jou de eerste zin van deze tekst?


5.

1. In Animaties maken op de computer krijg je stap voor stap uitgelegd hoe je zelf animaties - bewegende plaatjes - maakt.
2. Je leert plaatjes tekenen, afbeeldingen en foto`s scannen, deze bewerken en er leuke animaties van te maken.
3. Ook krijg je uitgelegd hoe je deze animaties bijvoorbeeld in e-mails, op een website of in een screensaver kunt zetten.
4. Animaties maken op de computer is een leuk doe-boek met duidelijke afbeeldingen en heldere uitleg.
5. Voor je het weet dansen de animaties over je scherm.
6. Het boek bevat ook een website met software om zelf screensavers, clipart, foto`s en kant-en-klare animaties te maken.


Deze tekst is geschikt ...


6.

1. Haaien hebben het moeilijk.
2. Vooral in de Atlantische Oceaan worden ze bedreigd.
3. Omdat het vlees van sommige haaiensoorten erg lekker is, dreigen die soorten uit te sterven.
4. Het is dus de hoogste tijd te stoppen met de jacht op deze dieren.


Wat vind je van de uitspraak in regel 4?


7.

1. Reptielen zijn gewervelde dieren met een dikke, geschubde huid.
2. Dankzij hun huid verliezen ze maar weinig water, zodat ze in droge gebieden kunnen leven.
3. Reptielen zijn koudbloedig en kunnen alleen actief blijven als het warm is.
4. Er zijn ongeveer 6000 soorten reptielen, die in drie hoofdgroepen zijn onder te brengen: slangen en hagedissen, krokodillen en alligators, en schildpadden.


Welke aantekeningen geven de inhoud het beste weer?


8.

1. Ik vind het gedrag van mijn broertje niet leuk.
2. Omdat hij ADHD heeft mag hij geen suiker hebben, want daar wordt hij erg druk van.
3. Gisteren werd hij boos op mij en ik op hem.
4. Toen heb ik zijn verfdoos op de grond gegooid.
5. Hij mijn doos met stickers.
6. Pieter wordt vaak boos op mij.
7. Mijn moeder geeft mij daar vaak de schuld van.


De gevolgen van het eten van suiker door iemand die ADHD heeft, worden uitgelegd in zin...


9.

1. Al het materiaal dat snel zijn vorm terugkrijgt nadat het door een kracht is uitgerekt, gebogen of ingedrukt, is geschikt om als een veer te dienen.
2. Deze eigenschap wordt elasticiteit genoemd.
3. Veerkrachtig materiaal ontleent zijn elasticiteit aan het evenwicht dat heerst tussen de aantrekkings- en afstootkrachten die de atomen of moleculen van het materiaal bijeenhouden.
4. Veren hebben verschillende vormen; schroefveren, bladveren en spiraalveren zijn de bekendste.


Welke samenvatting is volgens jou de beste?


10.

1. Er zijn vogelsoorten die niet kunnen vliegen.
2. Sommige zijn klein en leven op afgelegen eilanden waar ze weinig natuurlijke vijanden hebben.
3. Struisvogels, emoes en nandoes zijn veel groter en leven op open terrein.
4. Zij ontsnappen aan hun vijanden door weg te rennen.
5. De Zuid-Amerikaanse nandoe kan een snelheid van 48 kilometer per uur bereiken en is ook nog eens een goede zwemmer.
6. Pinguïns zijn loopvogels met korte, dikke vleugels die als vinnen dienen.
7. Ze eten vis.


Wat is volgens jou de hoofdgedachte van deze tekst?


11.

1. Een poosje ging dat goed.
2. Maar op een dag probeerde hij een man een bekeuring te geven.
3. In Groningen speelde een man voor agent.
4. Het bleek dat die man een echte agent was!
5. Toen de man zei dat hij ook bij de politie werkte, ging de bedrieger er als een haas vandoor.
6. De volgende dag werd hij thuis opgepakt.


Wat is volgens jou de eerste zin van deze tekst?


12.

1. We kregen allemaal een stukje taart.
2. Ik vond dat er een vreemd smaakje aan zat.
3. Mijn moeder zei dat dat kwam omdat er een beetje alcohol in zat.
4. Toen lustte ik hem helemaal niet meer.


Welke uitspraak past het beste bij deze tekst?


13.

1. Wat is een amfibie?
2. Deze groep koudbloedige gewervelde dieren kunnen zowel op het land als in het water leven.
3. De meeste amfibieën hebben een vochtige huid, waar geen haren of schubben op zitten.
4. Ze halen adem door hun huid en met hun longen.
5. Bijna alle amfibieën leggen hun eitjes in het water.
6. Ze worden in drie groepen verdeeld: kikkers en padden, water- en landsalamanders en wormsalamanders.


Welke aantekeningen geven de inhoud het beste weer?


14.

1. Sprinkhanen brengen het grootste deel van hun leven op de grond door, maar kunnen goed vliegen nadat ze in de lucht zijn gesprongen.
2. Ze hebben twee paar vleugels.
3. Hun voorvleugels zijn dik en leerachtig, hun achtervleugels juist dun en doorzichtig.
4. Deze openen zich tijdens de vlucht als een waaier.
5. Sommige krekels hebben vleugels die lijken op die van sprinkhanen, maar andere gaan zonder vleugels door het leven.


Welke vraag past volgens jou het beste bij deze tekst?


15.

Grafieken_01

Bekijk de grafiek. Breedbandinternet = snel internet.
Welke uitspraak is waar?


16.

1. Je alvleesklier zit aan de linkerkant van je lichaam, net onder je maag.
2. Hij maakt spijsverteringssappen die helpen je eten af te breken, en hormonen die het suikergehalte in je bloed in evenwicht houden.


Welk diagram past bij de tekst?


17.

1. Crista vindt het een mooie titel, en een verhaal dat echt gebeurd kan zijn.
2. `Het gaat over Promise, die surfer wil worden.
3. Als zijn moeder ziek wordt, gaan ze bij oma wonen.
4. Maar daar kan hij niet surfen.
5. Tot hij met Kerst een belangrijke wedstrijd wint...`
6. Ze voegt toe: `Ik heb ervan geleerd hoe het is in Afrika.`


Wat is surfen in deze tekst?


18.

1. Je bloed stroomt de hele tijd door je lichaam.
2. Bloed bestaat uit verschillende soorten cellen die drijven in een vocht dat op water lijkt: plasma.
3. Je bloed heeft een belangrijke taak.
4. De cellen in het bloed brengen zuurstof en voedingsstoffen naar alle delen van je lichaam.
5. Je bloed verzamelt ook slecht afval en voert het af en het helpt je lichaam om te vechten tegen bacillen en ziekten.


Welk boomdiagram past bij de tekst?


19.

1. In een parkeergarage aan de Ruitersweg in Hilversum, woedde zondagochtend enkele uren een brand.
2. Bovengelegen woningen werden ontruimd.
3. Ook evacueerde de politie omwonenden aan de Zadelstraat.
4. Dat maakte een politiewoordvoerster zondag bekend.
5. In totaal moesten 24 mensen hun huizen verlaten.
6. Alle omwonenden werden opgevangen in het politiebureau.
7. Gelukkig waren er geen slachtoffers te betreuren.


In welke regel staat een mening en in welke regel staat een feit?


20.

1. Heb je net een zak patat op, belt er een vriend.
2. Meteen zit je mobiele telefoon onder de vette vingers.
3. Misschien handig om dan een Fonie aan te schaffen.
4. Dit speciale beestje biedt uitkomst.
5. De Fonie is een klein knuffelbeestje dat je aan je mobiele telefoon of iPod kunt doen.
6. Het dier is voorzien van een speciaal laagje, waarmee je je telefoon weer kunt laten glanzen.
7. De nieuwe gadget komt van het bedrijf TMS Inventive Trading.
8. `De Fonies zijn lief, zien er schattig uit en zorgen altijd voor een fris en vetvrij scherm`, zegt Mark van Zelst, de directeur.
9. Hij kwam op het idee dit dier te ontwerpen, omdat mobieltjes en mp3-spelers steeds grotere schermen krijgen.
10. De Fonie heeft een elastisch touwtje, zodat je goed op alle hoekjes van je mobiel kunt poetsen.
11. Het beest is verkrijgbaar in verschillende varianten: een aap, varken, konijn, olifant, kikker enzovoort.


Welk antwoord geeft de inhoud van deze tekst het beste weer?


21.

1. Het zusje van Karel heeft laatst een hypo gehad.
2. Dat betekent dat haar bloedsuikerspiegel veel te laag was.
3. Heel voorzichtig heeft haar moeder haar suikerwater laten drinken.
4. Na een poosje ging het beter.
5. Ze kwam weer echt bij kennis maar wist niet goed wat er gebeurd was.
6. Gelukkig heeft ze niet vaak een hypo.


De betekenis van het woord hypo wordt uitgelegd in zin...


22.

1. Met een optische microscoop kun je een sterke vergroting zien van een voorwerp dat met het blote oog niet te zien is.
2. Een spiegel reflecteert licht op het preparaat.
3. Het objectief, dat zijn de lenzen dicht bij het preparaat, geeft een vergroot, reëel beeld van het preparaat.
4. Het oculair zorgt nog eens voor een extra vergroting van het beeld.


Welk uittreksel is volgens jou het beste?


23.

1. Op 25 februari werd in het Dierenpark Emmen een olifantje geboren.
2. Hij kreeg de naam Anandá Yingthway.
3. Dat is een Birmese naam.
4. In het Nederlands betekent de naam `zoon van de grootste`.
5. Zijn vader is namelijk erg groot.
6. Anandá woog zelf, toen hij werd geboren, al 130 kilo.


Welke uitspraak past het beste bij deze tekst?


24.

1. In Kruiskamp speelde een man voor agent.
2. Een poosje ging dat goed.
3. Maar op een dag probeerde hij een man een bekeuring te geven.
4. Het bleek dat die man een echte agent was!
5. Toen de man zei dat hij ook bij de politie werkte, ging de bedrieger er als een haas vandoor.
6. De volgende dag werd hij thuis opgepakt.


Voor wie is deze tekst geschreven?


25.

Jan en zijn vrienden hebben een baantje bij de supermarkt. In de tabel staat hoe vaak ze iemand hebben geholpen boodschappen naar de auto te brengen.

  Maandag Woensdag Vrijdag
Jan 6 12 8
Karel 9 23 8
Gerard 3 11 3

 

 

 

 
Hoe zie je dat de jongens woensdagmiddag vrij van school hebben?


26.

1. In de maanden voorafgaand aan ons vertrek naar Finland, deelden we onze plannen met vrienden, kennissen, buren en familie.
2. We kregen in het algemeen bijval en in alle gevallen de zegen mee.
3. Er was wel steeds dat ene puntje dat men nog onder onze aandacht wenste te brengen.
4. Wisten wij wel dat Finland berucht was vanwege de muggen en vliegen?
5. Namen wij wel de juiste voorzorgsmaatregelen?
6. Horren, klamboes, smeerseltjes, drankjes en pilletjes kwamen sowieso in aanmerking.
7. Het maakte eigenlijk niet uit wat, als we er maar klaar voor waren.
8. Enfin, we hebben wat van het middel Autan meegenomen, maar erg vaak hebben we het niet gebruikt.


Waarom denk je heeft de schrijver het middel Autan weinig gebruikt?


27.

1. Zaterdagmorgen - een paar uur voor ons vertrek naar Nauvo - heb ik de auto weer opgehaald om de bagage in te laden.
2. Wie schetst mijn verbazing, verslagenheid en woede als ik zie dat een of andere onverlaat de linkerbuitenspiegel heeft beschadigd.
3. Het glas ligt er uit, een paar meter verderop; de antenne is deerlijk geknakt; de spiegelhouder naar voren geramd.
4. Daar sta je dan met je goede gedrag en zonder linkerspiegel.
5. Zo kunnen we geen reis van ruim 200 kilometer ondernemen.


Waarom kon de reis van ruim 200 kilometer niet doorgaan?


28.

1. Ik vind het gedrag van mijn broertje niet leuk.
2. Omdat hij ADHD heeft mag hij geen suiker hebben, want daar wordt hij erg druk van.
3. Gisteren werd hij boos op mij en ik op hem.
4. Toen heb ik zijn verfdoos op de grond gegooid.
5. Hij mijn doos met stickers.
6. Pieter wordt vaak boos op mij.
7. Mijn moeder geeft mij daar vaak de schuld van.


Voor wie is deze tekst geschreven?


29.

1. Uilen hebben grote voorwaarts gerichte ogen waardoor ze de afstand tot een prooi kunnen bepalen.
2. De vleugelveren van de uil hebben franjeranden, zodat het vleugelgeruis wordt gedempt wanneer ze hun prooi aanvallen.
3. Ze gebruiken hun krachtige, kromme snavel en hun klauwen om de prooi te vangen en vast te houden.
4. Uilen slikken hun prooi meestal in zijn geheel door.
5. Als de bruikbare delen van het voedsel zijn verteerd, vormen de resten een bal, die de uil opbraakt.
6. Uilenballen bevatten gewoonlijk botjes, veren, stukjes vacht en insectenvleugeltjes, en ze laten precies zien wat de uil gegeten heeft.


Wat is volgens jou de hoofdgedachte van deze tekst?


30.

1. Een negenjarig Indonesisch jongetje, dat wegliep van huis met 10.000 dollar (ruim 6400 euro), is na een vlaag van koopwoede weer thuis.
2. Dat maakte zijn vader woensdag bekend.
3. Ahmad Legal Civiandi verliet het huis vorige week, na een ruzie met zijn moeder.
4. De eerste nacht bracht hij door in een winkelcentrum, waarbij hij zichzelf trakteerde op een spelcomputer, speelgoed en een mobieltje.  
5. De dagen daarna verbleef zoonlief in een hotel.


In welke zinnen vind je de belangrijkste informatie?


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met begrijpend en studerend lezen voor groep 7 en 8

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud