Skip to content

Leren en oefenen met ontleden voor groep 7 en 8

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

Wat is waar over deze zin?

De weerman van het journaal blijkt hees.


2.

Wat is waar over deze zin?

Thea Beckman schreef ontzettend spannende boeken.


3.

Wat is in deze zin het hulpwerkwoord?

De wetenschappers moeten erg voorzichtig zijn met radioactief materiaal.


4.

Wat is in deze zin het hulpwerkwoord?

Tim de Rottweiler wil nooit een beetje zwemmen.


5.

Welk woord in deze zin is een werkwoord?

Andries bespeelt de viool en de dwarsfluit.


6.

Wat is waar over deze zin?

Zij hebben mij opgebeld om te vragen of ik ook wou komen spelen.


7.

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?

Janneke koopt elke week minstens één tas.


8.

Welke van deze woorden is een werkwoord?


9.

Hoeveel lidwoorden tel je in deze zin?

De cowboy schoot gelukkig met losse flodders.


10.

Wat is in deze zin een bijwoordelijke bepaling?

Ken jij Derek toevallig?


11.

Wat is waar over deze zin?

Mijn kamertje heb ik afschuwelijk lelijk geverfd.


12.

Lees onderstaande zin. Welk antwoord is goed?

De beroemde schat bleef onvindbaar.


13.

Lees onderstaande zin. Welke manier van verdelen is goed?

Ze brachten de man naar het ziekenhuis.


14.

Lees onderstaande zin. Welke manier van verdelen is goed?

Ik vind voetbal kijken stom.


15.

Wat is waar over deze zin?

Wat heeft jouw tante gedaan?


16.

Wat is in deze zin het naamwoordelijk gezegde?

Meilo bleef de hele ochtend vervelend.


17.

Wat is waar over deze zin?

Het tv-programma ‘De nieuwe popster’ begint in oktober met een nieuwe serie afleveringen.


18.

Wat is waar over deze zin?

Jochem bleef de hele ochtend vervelend.


19.

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?

Ferdinand geeft Laurentien een bosje Hollandse tulpen.


20.

Hoeveel bepaalde lidwoorden tel je in deze zin?

De man negeerde het stopteken dat de politie hem gaf.


21.

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?

De blikseminslag van vorige week heeft de geluidsinstallatie beschadigd.


22.

Lees eerst het verhaaltje.

Eenden
1 Van de verschillende soorten eenden die we in ons land in het wild te zien kunnen krijgen, is de soort die wilde eend wordt genoemd zeker de bekendste.
2 De eend is hier ook broedvogel, als er maar zoet water in de buurt is.
3 Een belangrijk deel van die broedvogels is ook standvogel.
4 Dat wil zeggen dat die vogels het hele jaar door hier blijven.
5 Een ander deel TREKKEN na de broedtijd naar het zuiden van Europa.
6 Het nest van de wilde eend LIGGEN wel steeds in de buurt van zoet water, maar verder op allerlei mogelijke en onmogelijke plaatsen.
7 Het WORDEN zo mogelijk gemaakt van takjes, bladeren, gras en andere plantendelen die rond de nestplaats voorhanden zijn en in elk geval gevoerd met fijne grasjes en met donsveertjes uit de buik van het wijfje.
8 Gewoonlijk LIGGEN het nest op de grond.
9 Als het wijfje het nest verlaat dekt ze de eieren keurig toe met de donsveertjes.

Hoe schrijf je de met hoofdletters geschreven persoonsvormen?


23.

Wat is waar over deze zin?

Als de schoolbel rinkelt rent ze naar haar lokaal.


24.

Wat is het onderwerp van deze zin?

De prinses heet Catharina-Amalia Beatrix Carmen Victoria.


25.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

Mijn vader heeft zijn lievelingspen gevonden.


26.

Lees onderstaande zin. Welk antwoord is goed?

Het houten bureau in de woonkamer is groot.


27.

Lees eerst het verhaaltje.

Koffie
1 We drinken heel wat koffie in Nederland.
2 Elk jaar gebruiken we met ons allen ongeveer honderdduizend ton gebrande koffie.
3 En dat betekent dat elke Nederlander - ook als we de kinderen meerekenen - jaarlijks duizend koppen koffie drinkt, dus bijna drie per dag.
4 Maar de koffie, die in het kopje voor u staat te dampen, heeft een heel lange reis achter de rug.
5 Vrijwel alle koffie die we kopen is gemalen en vacuüm verpakt.

In zin 5 staat een deelwoord. Kies uit onderstaande antwoorden dit deelwoord.


28.

Lees onderstaande zin. Weet jij de persoonsvorm?

Waarom draag jij een coltrui?


29.

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?

De goochelaar geeft het jongetje een konijn.


30.

Wat is waar over deze zin?

Gisteren viel ik van de trap.


Aanbevolen bij deze toets:

Leren en oefenen met ontleden voor groep 7 en 8

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud