Skip to content

Leren en oefenen met ontleden voor groep 7 en 8

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

Hoeveel lidwoorden tel je in deze zin?

De cowboy schoot gelukkig met losse flodders.


2.

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?

De goochelaar geeft het jongetje een konijn.


3.

Hoeveel bepaalde telwoorden lees je in deze zin?

De deksel van prullenbak nummer zes valt altijd in de prullenbak zelf.


4.

Lees onderstaande zin. Weet jij de persoonsvorm?

Heb jij een gouden horloge?


5.

Hoeveel telwoorden lees je in deze zin?

In deze kamer hebben vier prinsessen gelogeerd.


6.

Wat is het onderwerp van deze zin?

De prinses heet Catharina-Amalia Beatrix Carmen Victoria.


7.

Hoeveel bepaalde lidwoorden tel je in deze zin?

De man negeerde het stopteken dat de politie hem gaf.


8.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

Ik heb hem per ongeluk meegenomen.


9.

Wat is waar over deze zin?

Mijn opa is bijna 20 jaar ouder dan jouw opa.


10.

Wat is in deze zin het naamwoordelijk gezegde?

De opening van het nieuwe voetbalstadion was succesvol.


11.

Wat is in deze zin het hulpwerkwoord?

Tim de Rottweiler wil nooit een beetje zwemmen.


12.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

Mijn vader heeft zijn lievelingspen gevonden.


13.

Wat is waar over deze zin?

Zij hebben mij opgebeld om te vragen of ik ook wou komen spelen.


14.

Lees onderstaande zin. Welk antwoord is goed?

De beroemde schat bleef onvindbaar.


15.

Welk woord in deze zin is een werkwoord?

Andries bespeelt de viool en de dwarsfluit.


16.

Wat is in deze zin een bijwoordelijke bepaling?

Ken jij Derek toevallig?


17.

Wat is waar over deze zin?

Jullie cadeautjes zitten nog in mijn koffer.


18.

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?

De blikseminslag van vorige week heeft de geluidsinstallatie beschadigd.


19.

Wat is waar over deze zin?

Dit bureau is groter dan die tafel.


20.

Wat is in deze zin het naamwoordelijk gezegde?

Meilo bleef de hele ochtend vervelend.


21.

Wat is waar over deze zin?

Gisteren viel ik van de trap.


22.

Wat is het onderwerp van deze zin?

Ik lees liever boeken dan tijdschriften.


23.

Wat is in deze zin het hulpwerkwoord?

De wetenschappers moeten erg voorzichtig zijn met radioactief materiaal.


24.

Lees eerst het verhaaltje.

Kraai
1 Torenkraaien zijn heel sociaal ingestelde vogels.
2 Ze zijn dan ook het onderwerp geweest van veel gedragsonderzoek, waarbij WORDEN nagegaan hoe het sociale leven van deze vogels in elkaar zit.
3 Zulk onderzoek naar torenkraaien is niet alleen van belang om onze nieuwsgierigheid ten aanzien van deze vogels te bevredigen, maar LEVEREN ook interessante gegevens op waardoor we ons eigen gedrag beter leren begrijpen.
4 In hun groep HEBBEN de torenkraaien een rangorde.
5 De vogels MAKEN elkaar door houdingen en gebaren duidelijk hoe de vork in de steel zit.

Hoe schrijf je de met hoofdletters geschreven persoonsvormen?


25.

Lees eerst het verhaaltje.

Eenden
1 Van de verschillende soorten eenden die we in ons land in het wild te zien kunnen krijgen, is de soort die wilde eend wordt genoemd zeker de bekendste.
2 De eend is hier ook broedvogel, als er maar zoet water in de buurt is.
3 Een belangrijk deel van die broedvogels is ook standvogel.
4 Dat wil zeggen dat die vogels het hele jaar door hier blijven.
5 Een ander deel TREKKEN na de broedtijd naar het zuiden van Europa.
6 Het nest van de wilde eend LIGGEN wel steeds in de buurt van zoet water, maar verder op allerlei mogelijke en onmogelijke plaatsen.
7 Het WORDEN zo mogelijk gemaakt van takjes, bladeren, gras en andere plantendelen die rond de nestplaats voorhanden zijn en in elk geval gevoerd met fijne grasjes en met donsveertjes uit de buik van het wijfje.
8 Gewoonlijk LIGGEN het nest op de grond.
9 Als het wijfje het nest verlaat dekt ze de eieren keurig toe met de donsveertjes.

Hoe schrijf je de met hoofdletters geschreven persoonsvormen?


26.

Wat is waar over deze zin?

Mijn kamertje heb ik afschuwelijk lelijk geverfd.


27.

Wat is waar over deze zin?

Wat heeft jouw tante gedaan?


28.

Lees onderstaande zin. Welke manier van verdelen is goed?

Ik vind voetbal kijken stom.


29.

Wat is waar over deze zin?

Dit liedje is fantastisch.


30.

Wat is waar over deze zin?

Als de schoolbel rinkelt rent ze naar haar lokaal.


Aanbevolen bij deze toets:

Leren en oefenen met ontleden voor groep 7 en 8

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud